Rapid Load Test

Het draagvermogen van funderingspalen kan op verschillende manieren getest worden, namelijk dynamisch, statisch en pseudo-statisch. Voor dat laatste gebruikt GSNED een indrukwekkende machine, een zogenaamde ‘PSLT machine’ (pseudo-static load tester).

In tegenstelling tot de statnamische testmachine waarover APTS ook kan beschikken, kunnen met de PSLT machine de funderingspalen worden getest zonder gebruikmaking van explosieven. Dat gebeurt dan doordat de machine vanaf verschillende hoogtes een gewicht van maar liefst 25 ton op de funderingspaal kan laten vallen. De enorme klappen die dat oplevert worden gemeten met high-speed camera’s en allerlei sensoren die aan de te beproeven funderingspaal zijn bevestigd.

Bij de uitvoer van de test valt het valgewicht niet direct op de paalkop zelf, het valt namelijk van een vooraf berekende hoogte op een HD verenpakket. Dit verenpakket  wordt door de impact van het valgewicht een zekere mate ingedrukt waarna het valgewicht als gevolg van de in het verenpakket aanwezige energie terug omhoog wordt geworpen. Op het moment dat het omhoog geworpen valgewicht zijn hoogst mogelijke positie bereikt, wordt het “gevangen” in een speciaal ontworpen vangsysteem. Hiermee wordt voorkomen dat het valgewicht op een ongecontroleerde wijze de te beproeven paal nogmaals belast.

Door het feit dat het valgewicht door het verenpakket wordt teruggeworpen, wordt een optimale duur bereikt voor de klaplengte. Feitelijk is de klaplengte door het eerst in- en daarna uitveren van het verenpakket, dubbel zo lang als dit wordt vergeleken met systemen zonder een terugwerp mechanisme. Met de inzet van deze machine kan dus met recht worden gesproken over een quasi statische test welke ruimschoots voldoet aan de criteria die daar op grond van de NPR 7201 worden gesteld.

De belasting komende uit het verenpakket wordt via een op de te beproeven paal aangebrachte gekalibreerde load cell via de proefpaal afgedragen aan de ondergrond. Teneinde schade aan de testpaal als gevolg van de uitvoering van de desbetreffende proef te vermijden, zijn de paalkoppen van de te beproeven palen vooraf geprepareerd. Hetzelfde geldt overigens ook voor de proefpaal zelf.

Voor de uitvoer van een test wordt de zelfrijdende testmachine exact boven de te beproeven paal gemanoeuvreerd. In verschillende steeds toenemende belastingstappen wordt de paal vervolgens beproefd.

Als gevolg van de belastingen die gedurende de test op de paalkop worden uitgeoefend, zal deze een zekere mate kopverplaatsing(en) laten zien. Deze verplaatsing wordt eveneens elektronisch gemeten met gebruikmaking van een hogesnelheidscamera. Om beïnvloeding de meetresultaten door bodembewegingen  te minimaliseren, wordt deze camera geplaatst op een afstand van circa 10 meter of meer vanaf de testpaal.

Door middel van een trillingsmeter worden gedurende de test de trillingen van de camera (welke is geplaatst op een klassieke driepoot) gemonitoord. Mismetingen met de camera worden hiermee vermeden.

Daarnaast zal een referentiehoogte worden ingemeten binnen een radius van circa 20 tot 30 meter van de proefpaal. Dit zal geschieden met gebruikmaking van een digitaal waterpastoestel. Wanneer geen bestaand referentiepunt beschikbaar is zal een referentiepunt worden aangemaakt. Alle gemeten verplaatsingen van de paalkop zullen aan dit referentiepunt zijn gerefereerd.

Tot slot wordt gedurende de test (met name natuurlijk bij de belasting van de proefpaal) de versnelling van de paalkop geregistreerd.